Het dagboek van Anne Frank
Op haar 13e verjaardag kreeg Anne Frank een rood-wit geruit dagboek van haar vader, Otto Frank. Ze droomde ervan schrijfster te worden en schreef er religieus in. Drie weken later nam Anne het dagboek mee toen de Franken onderdoken. In de twee jaar daarna schreef ze over haar leven, de oorlog, haar gedachten en haar dromen.
Ze adresseerde de brieven in haar dagboek aan Kitty, een fictief personage uit een serie boeken die ze had gelezen.
Op 28 maart 1944, na het horen van een oproep op de radio van de Nederlandse minister Bolkestein die Nederlanders vroeg om belangrijke documenten over hun ervaringen tijdens de oorlog te bewaren, begon Anne te werken aan een boek over haar onderduiktijd. Getiteld Het Achterhuis, of Het Achterhuis, was het boek een herziene versie van haar dagboek. Maar voordat ze het boek kon afmaken, werden ze opgepakt door de Gestapo.
Miep Gies, de secretaresse van Otto, wist het dagboek te redden. Toen Otto - de enige overlevende van de oorlog - terugkeerde, overhandigde Miep hem het boek. Otto wist van de droom van zijn dochter en vervulde haar wens door het te publiceren. Het dagboek van een jong meisje is vertaald in bijna 70 talen en blijft miljoenen inspireren.